E-fiche 4 – De beslagen op onlichamelijk roerend goed (Professionnal E-blad)

  • strict warning: Non-static method view::load() should not be called statically in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/views.module on line 879.
  • strict warning: Declaration of views_handler_filter::options_validate() should be compatible with views_handler::options_validate($form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_filter.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_handler_filter::options_submit() should be compatible with views_handler::options_submit($form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_filter.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_plugin_style_default::options() should be compatible with views_object::options() in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/plugins/views_plugin_style_default.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_plugin_row::options_validate() should be compatible with views_plugin::options_validate(&$form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/plugins/views_plugin_row.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_plugin_row::options_submit() should be compatible with views_plugin::options_submit(&$form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/plugins/views_plugin_row.inc on line 0.
  • strict warning: Non-static method view::load() should not be called statically in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/views.module on line 879.
  • strict warning: Declaration of views_handler_argument::init() should be compatible with views_handler::init(&$view, $options) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_argument.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_handler_filter_boolean_operator::value_validate() should be compatible with views_handler_filter::value_validate($form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_filter_boolean_operator.inc on line 0.

Beslag op onlichamelijke goederen (ook derdenbeslag genoemd) is een procedure die een schuldeiser toelaat onlichamelijke goederen uit het vermogen van zijn schuldenaar, te vatten; Lichamelijke goederen kunnen daarentegen het voorwerp uitmaken van een klassiek roerend beslag (zie fiche 3 over dit laatste punt).

Onder "onlichamelijk goed" wordt verstaan ieder onderdeel van een vermogen dat niet fysiek vatbaar is.

Beslag op onlichamelijk goed komt, trouwens, onder verschillende vormen voor, de belangrijkste daarvan worden in deze fiche gedetailleerd voorgesteld.

Als algemene voorafgaandelijke opmerking, wordt de lezer erop gewezen dat hieronder bij voorrang alleen het uitvoerend beslag op onlichamelijk goed wordt besproken.

In dit e-blad:

De algemene regels van het derdenbeslag naar gemeen recht

1. Definitie

Derdenbeslag beoogt aan de schuldeiser toe te laten vat te krijgen op geldsommen of effecten verschuldigd aan zijn schuldenaar ook al bevinden deze zich nog in handen van een derde (art. 1445 van het Gerechtelijk Wetboek).

Anders gezegd, er worden goederen in beslag genomen bij een derde maar deze maken wel degelijk reeds deel uit van het vermogen van de vervolgde schuldenaar aangezien de derde zelf schuldenaar is van de schuldenaar. Met andere woorden, de beslagene moet schuldenaar zijn van de beslaglegger en schuldeiser van de derde-beslagene.

Vb. : Beslag op het loon van een werknemer (beslagene) in handen van de werkgever van deze laatste (derde-beslagene) ten voordele van de schuldeiser (beslaglegger).

Vb. : Beslag bij een bankinstelling (derde-beslagene) op geldsommen die de schuldenaar bezit op een rekening waarvan hij titularis is (beslagene) ten voordele van zijn schuldeiser (beslaglegger).

2. Principe

Het uitvoerend derdenbeslag laat aldus aan de schuldeiser toe betaling te verkrijgen van sommen die hem verschuldigd zijn door de derde-beslagene te verplichten afgifte te doen in de handen van de instrumenterende gerechtsdeurwaarder van het bedrag van zijn schuld ten aanzien van de beslagene.

Bij het derdenbeslag treden aldus drie personen op:

  • De schuldeiser-beslaglegger, diegene die het beslag legt;
  • De beslagene, schuldeiser of eigenaar van effecten of geldsommen, voorwerp van het beslag;
  • De derde-beslagene, schuldenaar van de beslagene in wiens handen het beslag gelegd wordt.

Hoewel beslag op geldsommen het meest symptomatische voorbeeld van dit type beslag is (zie voorbeeld in punt A), blijft het hier niet toe beperkt.

Het kan ook betrekking hebben op onlichamelijke goederen die aan de schuldenaar toebehoren en zich bij een derde bevinden.

De gevolgen van het derdenbeslag zijn evenwel verschillend naargelang het schuldvorderingen dan wel lichamelijke of onlichamelijke goederen tot voorwerp heeft: in het eerste geval, leidt het in de eindfase tot de toekenning aan de beslaglegger van de sommen waarvan de beslagene schuldeiser is van de derde-beslagene; In het tweede geval, leidt het tot de verkoop van de goederen van de beslagene die zich in handen van de derde-beslagene bevinden en tot betaling aan de beslaglegger met de opbrengst van de verkoop.

De artikelen 1409 tot 1412 van het Gerechtelijk Wetboek stellen evenwel een gehele of gedeeltelijke onbeslagbaarheid en een onoverdraagbaarheid in van bepaalde geldsommen toekomend aan de schuldenaar opdat deze laatste en zijn familie een minimum noodzakelijk voor hun levensonderhoud zouden behouden (vb.: loon, uitkering, aanvullend inkomen, vergoeding, ...).

Wat het beslag op lichamelijke goederen betreft, verwijzen we naar fiche 3.

Laten we, louter voor de anekdote, vermelden dat een derdenbeslag door de beslaglegger gelegd in zijn eigen handen niet uitgesloten is zodat de driehoeksrelatie (hierboven beschreven) zich ook kan voordoen onder een vorm waar de beslaglegger eveneens de hoedanigheid van derde-beslagene heeft.

Daarnaast merken we op dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen twee soorten schuldvorderingen in de juridische relatie tussen de beslagleggende partij, de partij-schuldenaar en de derde-beslagene: de schuldvordering bestaand tussen de schuldeiser en zijn schuldenaar (schuldvordering-oorzaak) en deze bestaand tussen de schuldenaar en de derde-beslagene (schuldvordering-voorwerp).

De schuldvordering-voorwerp

Beslag onder derden kan worden gelegd op schuldvorderingen met tijdsbepaling, onder een voorwaarde of in geschil, die aan de schuldenaar toebehoren. (art. 1446 en 1539 lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek). Het volstaat aldus dat de schuldvordering ten minste in de kiem bestaat ten voordele van de schuldenaar op het ogenblik van het beslag.

De schuldvordering-oorzaak

Deze uitvoeringsmaatregel moet bovendien worden verantwoord door een bestaande schuldvordering uit hoofde van de beslaglegger. De vraag die zich hier stelt is aldus te bepalen uit hoofde van welke schuldvorderingen men beslag onder derden mag leggen. 

Er bestaan voorwaarden ten gronde en vormvoorwaarden, voor meer details wordt verwezen naar themafiche 1.

3. Gevolg van ieder derdenbeslag: onbeschikbaarheid

Het onmiddellijk gevolg van het exploot houdende derdenbeslag is dat de in beslag genomen sommen en zaken die de derde-beslagene aan de beslagene verschuldigd is, onbeschikbaar worden en dat het de derde-beslagene verboden is enige betaling uit te voeren (art. 1451 en art. 1540 van het Gerechtelijk Wetboek).

Zo kan de derde-beslagene geen afgifte meer doen in handen van de beslagene, zelfs geen betaling meer uitvoeren aan een andere schuldeiser van de beslagene. Hij kan evenmin schuldvergelijking inroepen tussen zijn schuld ten aanzien van de schuldenaar en een schuldvordering ten laste van deze laatste.

De onbeschikbaarheid is totaal, in die zin dat ze de totaliteit van de schuldvordering van de beslagene en de aankleven vastzet. Er kan slechts van afgeweken worden door kantonnement (art. 1403 van het Gerechtelijk Wetboek).

4. Bijzondere regels betreffende het bewarend beslag onder derden (artikelen 1445 tot 1460 van het Gerechtelijk Wetboek)

In geval van bewarend beslag onder derden, kan dit gelegd worden zonder toestemming van de rechter, niet alleen door de schuldeiser in het bezit van een authentieke titel maar ook, op eigen risico, op basis van een louter onderhandse titel.

De titel moet bestaan uit een geschrift dat aan de nodige vormvereisten voldoet, tegenstelbaar is aan de beslagene en getuigt van een zekere, opeisbare en vaststaande schuldvordering.

Bij afwezigheid van een titel, moet het beslag gevraagd worden bij eenzijdig verzoekschrift in overeenstemming met de artikelen 1417 en 1418 van het Gerechtelijk Wetboek.

Binnen acht dagen na ontvangst door de derde-beslagene van de akte houdende derdenbeslag, moet deze worden aangezegd, door de beslaglegger aan de beslagen schuldenaar bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot (artikel 1457 van het Gerechtelijk Wetboek).

Het derdenbeslag creëert twee verplichtingen voor de derde-beslagene (artikel 1451 van het Gerechtelijk Wetboek en de artikelen 1452 tot 1455 van het Gerechtelijk Wetboek). Voor meer details, zie punt F, 4 hieronder.

Als de derde-beslagene deze verplichtingen niet nakomt, kan hij, geheel of ten dele, gewoon schuldenaar worden verklaard voor de oorzaken van het beslag (dit wil zeggen de schuld van de schuldenaar) ingevolge een vordering van de schuldeiser gebracht voor de beslagrechter (artikel 1456 van het Gerechtelijk Wetboek).

Voor meer details over het bewarend beslag, zie Fiche 1.

5. Bijzondere regels betreffende het uitvoerend beslag onder derden (artikelen 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek)

De schuldeiser voorzien van een uitvoerbare titel kan bij deurwaardersexploot overgaan tot uitvoerend derdenbeslag, in handen van een derde, op de sommen en zaken die deze laatste verschuldigd is aan zijn schuldenaar.

Vermeldingen van het beslagexploot

Het exploot houdende uitvoerend beslag onder derden moet, naast de vormvereisten gemeen aan alle beslagexploten, de tekst bevatten van de artikelen 1452 tot 1455 van het Gerechtelijk Wetboek (in het hoofdstuk over het bewarend beslag onder derden) en van het artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek (in het hoofdstuk over het uitvoerend beslag onder derden); en dit in overeenstemming met artikel 1539, lid 4 van het Gerechtelijk Wetboek.

Naar analogie moet dan ook aangenomen worden dat het exploot houdende uitvoerend beslag onder derden eveneens de waarschuwing aan de derde-beslagene moet bevatten dat hij zich moet gedragen naar deze bepalingen.

Tot slot is het bijzonder interessant erop te wijzen dat dit exploot geen aanleiding geeft tot de betekening van een voorafgaand bevel zoals gewoonlijk het geval is voor ieder uitvoerend beslag.

Aanzegging van het beslag aan de beslagen schuldenaar

Het uitvoerend beslag onder derden moet binnen de acht dagen worden aangezegd aan de beslagen schuldenaar. Hoewel deze termijn niet is voorgeschreven op straffe van nietigheid, bepaalt hij desalniettemin het goede verloop van de uitvoeringsmaatregel.

Volgens artikel 1539, lid 5 van het Gerechtelijk Wetboek wordt deze aanzegging uitsluitend bij deurwaardersexploot gedaan en bevat, onder meer, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste, wanneer het beslag slaat op inkomsten bedoeld in de artikelen 1409 § 1 en 1bis en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek.

De termijn van acht dagen is zelf, daarentegen, niet voorgeschreven op straffe van nietigheid, de laattijdige aanzegging verlaat evenwel evenredig de aanvang van de termijn van vijftien dagen gedurende dewelke de beslagene verzet kan aantekenen tegen de uitvoeringsmaatregel en bijgevolg het moment van afgifte (art. 1543, lid 1 van het Gerechtelijk Wetboek).

De aanzegging van het beslag aan de beslagen schuldenaar vormt aldus een essentieel bestanddeel van het uitvoerend beslag onder derden:

  • 1) Voor de derde-beslagene, aangezien het aanzeggingsexploot hem dient overgemaakt te worden op het ogenblik van betaling zodat hij de rechtmatigheid van de vordering van de schuldeiser van de beslagen schuldenaar kan nagaan.
  • 2) Voor de beslagene, aangezien de aanzegging voor hem de termijn van vijftien dagen doet lopen waarover hij beschikt om verzet aan te tekenen en zijn rechten te verdedigen (art. 1541 van het Gerechtelijk Wetboek).
  • 3) Voor de beslaglegger om hem toe te laten vanwege de derde-beslagene de effectieve overdracht van de in beslag genomen sommen en zaken te verkrijgen. Immers, volgens de bepalingen van artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek, is de derde-beslagene verplicht afgifte te doen van het bedrag van het beslag, indien de beslagene de termijn van vijftien dagen laat voorbijgaan zonder verzet aan te tekenen.

Het verzet van de beslagen schuldenaar

Artikel 1541 van het Gerechtelijk Wetboek geeft de beslagen schuldenaar de mogelijkheid, binnen de vijftien dagen na de aanzegging, verzet aan te tekenen tegen het beslag.

Dit verzet verloopt volgens de gewone regels, bij dagvaarding, betekend aan de beslaglegger, op verzoek van de beslagene, voor de territoriaal bevoegde beslagrechter, hetzij deze van de woonplaats van de beslagen schuldenaar of deze van de plaats van uitvoering wanneer de schuldenaar gedomicilieerd is in het buitenland of geen gekende woonplaats heeft in België.

Hierbij, mag de schuldenaar overwegingen over vormvereisten of over de grond van de zaak inroepen.

Het dagvaardingsexploot wordt door de gerechtsdeurwaarder aan de derde-beslagene aangezegd (art. 1541 van het Gerechtelijk Wetboek).

De dubbele formaliteit van het verzet en de aanzegging aan de derde-beslagene kan in dezelfde akte gebeuren (artikel 1541 van het Gerechtelijk Wetboek) en dit, voor zover de beslaglegger en de derde-beslagene in hetzelfde gerechtelijk arrondissement gevestigd zijn. Is dit niet het geval, dan zullen twee exploten vereist zijn voor het vervullen van deze dubbele formaliteit.

De beslissing die op dit verzet wordt gewezen, wordt eveneens aan de derde-beslagene betekend, door de meest gerede partij. (art. 1541 lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek).

In afwachting van een beslissing van de beslagrechter, wordt de betalingsverplichting van de derde-beslagene aan de beslaglegger opgeschort, maar de onbeschikbaarheid en de verplichting tot verklaring blijven bestaan.

De beschikking gewezen door de beslagrechter op verzet, die de handlichting van een uitvoerend beslag onder derden beoogt, kan slechts gevolgen hebben nadat ze bij deurwaardersexploot is betekend aan de derde-beslagene.

Vaststelling van de verplichting van de derde-beslagene

De verplichting van de derde-beslagene is in principe vastgelegd door zijn verklaring, die gedaan wordt volgens de regels en vormvereisten voorgeschreven door het Gerechtelijk Wetboek.

De derde-beslagene moet immers niet alleen de in beslag genomen tegoeden in bewaring houden en er geen enkele betaling mee doen, artikel 1540 van het Gerechtelijk Wetboek legt hem daarenboven op te verklaren wat hij verschuldigd is aan de beslagene.

Op dezelfde wijze, moet hij aan de beslaglegger en de beslagen schuldenaar, op hun verzoek, in dezelfde vorm, kennis geven van de eventuele vermeerdering van de sommen en zaken sinds de eerste of voorgaande verklaring (art. 1544 van het Gerechtelijk Wetboek).

Deze bepaling heeft aldus tot gevolg, tot aan de handlichting van het beslag, de derde-beslagene te verplichten om sommen die na zijn verklaring vervallen, eveneens te verklaren, zonder dat een nieuw derdenbeslag noodzakelijk is.

Voor de initiële verklaring bepaalt de wet dat deze binnen de vijftien dagen na het derdenbeslag moet gedaan worden (art. 1452 van het Gerechtelijk Wetboek), terwijl voor een eventuele aanvullende verklaring geen enkele termijn bepaald is, deze vindt plaats op ?op verzoek? van de beslaglegger of de beslagen schuldenaar.

Volgens artikel 1453 van het Gerechtelijk Wetboek, moet deze verklaring worden verzonden bij ter post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs, respectievelijk aan de beslaglegger of aan de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd, en aan de beslagen schuldenaar. Verzending per gewone post is niet uitgesloten maar zou de derde-beslagene niet toelaten te bewijzen dat hij wel degelijk voldaan heeft aan zijn wettelijke verplichtingen (in overeenstemming met artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek), met als gevolg dat hij geheel of ten dele gewoon schuldenaar zou kunnen verklaard worden voor de oorzaken van het beslag in toepassing van artikel 1546 van het Gerechtelijk Wetboek.

Het afschrift van de stukken tot staving wordt gevoegd bij de verklaring die door de derde-beslagene aan de beslaglegger of aan de optredende gerechtsdeurwaarder wordt gegeven (art. 1453 van het Gerechtelijk Wetboek).

Artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de vermeldingen die de verklaring van de derde-beslagene moet bevatten en die moeten toelaten een exact beeld te scheppen van de situatie, de verklaring moet een precieze en eerlijke weergave zijn van de juridische verhoudingen tussen de beslagene en de derde-beslagene.

Twee gevallen kunnen zich voordoen: de derde-beslagene erkent dat hij schuldenaar is van de beslagene (a) of hij is geen of niet meer schuldenaar van de beslagene (b).

De derde-beslagene erkent dat hij schuldenaar is

De derde-beslagene moet, in dit geval, nauwkeurig de oorzaak en het bedrag van zijn schuld vermelden, de datum van opeisbaarheid en, in voorkomend geval, de modaliteiten (art. 1452 van het Gerechtelijk Wetboek).

De derde-beslagene is geen, of niet meer, schuldenaar van de beslagene

In dit geval, legt de wet de derde-beslagene op te bevestigen dat hij niet of niet meer de schuldenaar is van de beslagene (art. 1452, lid 2, 2° van het Gerechtelijk Wetboek). Deze bevestiging, ook al heeft ze een negatief karakter, laat de beslaglegger toe onnuttige procedurekosten te vermijden.

In de twee hierboven vermelde gevallen, wat ook de zin van de verklaring is, moet de derde-beslagene bovendien in zijn verklaring een overzicht opnemen van alle derdenbeslagen die reeds in zijn handen zouden zijn gelegd (art. 1452 lid 2, 3° van het Gerechtelijk Wetboek).

Deze verplichting is verantwoord door het feit dat het in het belang is van de beslaglegger hierover ingelicht te zijn zodat hij de titels van de andere schuldeisers kan nagaan en zijn kansen op betaling kan inschatten.

Wat de kosten van de verklaring betreft, verleent het Gerechtelijk Wetboek aan de derde-beslagene, die zich verplicht zag bepaalde kosten te maken voor de verklaring, het recht op een vergoeding (art. 1454 van het Gerechtelijk Wetboek).

De derde-beslagene die zijn verklaring niet binnen de wettelijke termijn aflegt of die een foutieve verklaring aflegt kan schuldenaar verklaard worden ten aanzien van de beslaglegger voor het geheel of een deel van de oorzaken van het beslag, evenals voor de kosten ervan. Deze sanctie wordt beschouwd als een privatieve straf zonder enig gevolg voor de geldigheid van het gelegde beslag.

Deze sanctie is uiteraard slechts van toepassing wanneer de derde-beslagene kennis had of moest hebben van de akte houdende het derdenbeslag, een dergelijk handelen wordt dan ook als hinderlijk beschouwd voor de procedure van derdenbeslag ingesteld door de beslagleggende partij.

Er moet worden verduidelijkt dat de derde-schuldenaar van de oorzaak van het beslag, ten aanzien van de beslaglegger, de excepties kan inroepen die de beslagene kon inroepen jegens hem. Dit kan gaan om excepties ten gronde (vb. de beslagene is niet of niet langer schuldenaar) en/of vormelijke excepties (vb. handlichting van het derdenbeslag).

Als de verklaring van de derde-beslagene betwist is, wordt zijn verplichting vastgelegd door de bevoegde rechter die het geschil beslecht en, in dat geval, het bestaan en de omvang bepaalt van de schuldvordering waartoe de derde-beslagene gehouden is.

Afgifte in handen van de deurwaarder en gevolgen voor de beslagene

In geval van derdenbeslag, moet de derde-beslagene afgifte doen in handen van de instrumenterende gerechtsdeurwaarder, en niet in handen van de beslaglegger opdat de ministeriele ambtenaar, in voorkomend geval, de procedure van verdeling instelt.

De beslagen schuldenaar zal slechts bevrijd zijn ten aanzien van de beslagleggende schuldeiser in de mate van de betalingen die deze ontvangt in het kader van het derdenbeslag gevolgd door de procedure van evenredige verdeling.

Procedureel gesproken, moet er onderscheid gemaakt worden tussen twee hypotheses:

a) De beslagen schuldenaar heeft geen verzet aangetekend

Van zodra de aanzegging van het beslag is gedaan aan de persoon of aan de woonplaats van de beslagene, ten vroegste twee dagen na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de aanzegging waarover de beslagene beschikt om verzet aan te tekenen, is de derde-beslagene wiens schuld vaststaand en opeisbaar is, ertoe gehouden, op voorlegging van het exploot van aanzegging en overeenkomstig zijn verklaring, afgifte te doen in handen van de instrumenterende gerechtsdeurwaarder van het bedrag van het beslag (art. 1543 van het Gerechtelijk Wetboek).

In het tegenovergestelde geval, is de derde-beslagene slechts gehouden afgifte te doen voor zover de beslagleggende schuldeiser voorafgaandelijk de toelating heeft gekregen van de rechter.

Indien de derde-beslagene de verplichting tot afgifte niet naleeft, kan hij daartoe veroordeeld worden door de beslagrechter op dagvaarding door de beslaglegger (art. 1543, lid 1 van het Gerechtelijk Wetboek).

b) De beslagen schuldenaar heeft verzet aangetekend

In geval van verzet door de beslagene, wordt de verplichting tot afgifte van de derde-beslagene opgeschort tot de dag waarop de beslissing op het verzet hem is betekend (art. 1543 lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek) "onverminderd de werking van de voorzieningen tegen die beslissing".

Hieruit volgt dat indien de beslissing niet uitvoerbaar verklaard is, het beroep ook opschortend zal zijn, volgens de gewone regels.

Evenredige verdeling

De evenredige verdeling regelt de verdeling van de opbrengst van het uitvoerend derdenbeslag (art. 1627 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek).

Hieronder moet begrepen worden de verdeling, tussen alle schuldeisers in samenloop, van de opbrengst voortkomend uit de verkoop van de in beslag genomen onlichamelijke goederen of de in beslag genomen bedragen.

Men kan dus niet aan de derde beslagene de taak van verdeling opleggen die uitsluitend toebehoort aan de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder zal in zijn procedure van evenredige verdeling zowel de verzetdoende schuldeisers als alle schuldeisers van de beslagen schuldenaar opnemen.

Sinds de wet van 29 mei 2000, bepaalt artikel 1495 lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek dat wanneer het beslag gelegd wordt om betaling te verkrijgen van vervallen termijnen van een schuldvordering betreffende periodieke inkomsten, het beslag ook kan plaatsvinden om de betaling te verkrijgen van de nog te vervallen termijnen, naarmate die vervallen.

6. Aansprakelijkheid van de derde-beslagene ten aanzien van de beslaglegger

Ten aanzien van de beslaglegger, is de aansprakelijkheid van de derde-beslagene betrokken, in die mate dat de derde-beslagene die het verbod om de sommen in zijn bezit uit handen te geven, overtreedt, veroordeeld kan worden zelf gewoon schuldenaar te worden verklaard voor de oorzaken van het beslag.

De derde zal dit verbod om de sommen uit handen te geven dus niet kunnen schenden zolang hem niet is bevestigd dat de regelmatige handlichting van het beslag werd toegestaan. De schuldenaar kan hem bijgevolg niet verwijten deze verplichting na te leven.

7. " Gemeen " derdenbeslag

In geval van derdenbeslag gelegd door een gerechtsdeurwaarder voor rekening van een schuldeiser als "eerste beslaglegger", voorziet artikel 1543bis van het Gerechtelijk Wetboek dat de verzetdoende schuldeiser die over een uitvoerbare titel beschikt, na aanmaning aan de eerste beslaglegger en zonder enige vordering tot indeplaatsstelling, kan doen overgaan door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder, tot de afgifte door de derde-beslagene overeenkomstig artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek.

Loonbeslag

Naast het derdenbeslag naar gemeen recht, heeft de wetgever een bijzondere procedure ontwikkeld, loonbeslag, waarop schuldeisers van onderhoudsgelden beroep kunnen doen in bepaalde omstandigheden (artikelen 221 van het Burgerlijk Wetboek en 1280 lid 5 van het Gerechtelijk Wetboek).

Het loonbeslag kan worden gedefinieerd als "de rechterlijke toelating verleend aan de schuldeiser van alimentatiegelden om rechtstreeks, met uitsluiting van de schuldenaar, binnen de voorwaarden en grenzen in het vonnis bepaald, diens inkomsten of iedere andere som die hem door een derde verschuldigd is, te innen".

De uitwerking ervan leunt, al bij al, dicht aan bij een vereenvoudigd derdenbeslag dat wordt gelegd bij wege van kennisgeving, zonder aanzegging aan de beslagene, zonder verplichting voor de derde-beslagene om een verklaring van schuldvordering af te leggen, en zonder toepassing van de bijzondere sancties voorzien in het Gerechtelijk Wetboek voor de derde-beslagene in geval van niet-naleving van zijn verplichtingen.

Fiscaal derdenbeslag voor inkomstenbelastingen

Het fiscaal derdenbeslag voor inkomstenbelastingen is een vereenvoudigd derdenbeslag in die zin dat de kennisgeving van het derdenbeslag kan worden gedaan bij ter post aangetekende brief door de bevoegde ontvanger, en bijgevolg geen tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder vereist.

1. Procedure

Artikel 164 van het KB/WIB 92 (Koninklijk Besluit tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen) voorziet dat, op enkele bijzonderheden eigen aan deze maatregel van fiscale aard na, de algemene bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing in geval van derdenbeslag, in casu toepasbaar zijn, met dien verstande dat de afgifte van het bedrag van het beslag gebeurt in handen van de bevoegde ontvanger en niet meer van de gerechtsdeurwaarder.

2. Tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder

De tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder is evenwel niet helemaal uitgesloten in het kader van een dergelijke uitvoeringsmaatregel.

Op grond van artikel 165 van het KB/WIB 92, wordt het uitvoerend derdenbeslag gelegd bij deurwaardersexploot op de wijze voorzien in de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer blijkt:

  • dat de belastingplichtige zich verzet tegen het in artikel 164, § 1 van het KB/WIB 92 vermelde derdenbeslag;
  • dat de derde-beslagene zijn schuld ten opzichte van de belastingplichtige betwist;
  • dat de sommen en zaken het voorwerp uitmaken van enig verzet of derdenbeslag voorafgaand aan het beslag bedoeld in artikel 164, § 1 van het KB/WIB 92, vanwege andere schuldeisers,
  • dat de beslagen effecten te gelde moeten worden gemaakt.

In dit geval behoudt het door de ontvanger gelegde derdenbeslag zijn bewarend effect als de ontvanger bij deurwaardersexploot, in de hierboven beschreven omstandigheden, doet overgaan tot een uitvoerend beslag onder derden, binnen de maand na de neerlegging ter post van het verzet van de belastingplichtige voorzien in artikel 164, § 1, lid 3 van het KB/WIB 92, of de verklaring voorzien in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek.

Derdenbeslag voor de invordering van strafrechtelijke boetes

1. Procedure

Op grond van artikel 299, § 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), kan de ontvanger van de domeinen en/of penale boeten zonder voorafgaandelijk het in kracht van gewijsde getreden vonnis of arrest te moeten betekenen, bij een ter post aangetekende brief, uitvoerend beslag onder derden leggen op de aan een veroordeelde verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, ten belope van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van geldboeten, kosten, belastingen, verbeurdverklaarde geldsommen en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging. Het beslag wordt eveneens bij een ter post aangetekende brief aan de veroordeelde aangezegd.

De veroordeelde kan verzet aantekenen tegen het derdenbeslag bij ter post aangetekende brief geadresseerd aan de bevoegde ontvanger binnen de vijftien dagen na de afgifte ter post van de aanzegging van het beslag.

De veroordeelde moet de derde-beslagene inlichten binnen dezelfde termijn bij ter post aangetekende brief.

Op enkele bijzonderheden eigen aan deze maatregel na, zijn de algemene bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing in geval van derdenbeslag, in casu toepasbaar (zoals voor het fiscaal beslag), met dien verstande dat de afgifte van het bedrag van het beslag gebeurt in handen van de bevoegde ontvanger en niet meer van de gerechtsdeurwaarder.

2. Tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder

Artikel 299, §4 van de wet van 27 december 2006 " houdende diverse bepalingen (I) " voorziet dat het uitvoerend beslag onder derden moet geschieden door middel van een deurwaardersexploot, op de wijze bepaald door het Gerechtelijk Wetboek, wanneer blijkt:

  • dat de veroordeelde zich verzet tegen het in § 1 bedoelde derdenbeslag;
  • dat de derde-beslagene zijn schuld tegenover de veroordeelde betwist;
  • dat de sommen en zaken het voorwerp uitmaken van een verzet of beslag onder derden dat vóór het in § 1 bedoelde beslag werd gelegd door andere schuldeisers;
  • dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt.

In deze gevallen blijft het door de ontvanger gelegde derdenbeslag zijn bewarend effect behouden als de ontvanger bij deurwaardersexploot, in de hierboven beschreven omstandigheden, doet overgaan tot een uitvoerend beslag onder derden, binnen de maand na de neerlegging ter post van het verzet van de veroordeelde of de verklaring voorzien in artikel voorzien in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek.

Loonbeslag voor onderhoudsgeld

Deze uitvoeringsmaatregel kan worden toegepast om onbetaalde onderhoudsschulden te innen.

Ook al blijft de procedure van het loonbeslag, in deze situatie, dicht bij de algemene procedure, toch moet er vermeld worden dat de hoedanigheid van de beslaglegger bijzonder is.

Inderdaad, als schuldeiser van onderhoudsgelden, geniet hij een bevoorrechte positie die hem het recht toekent beslag te leggen op het geheel van de sommen in de handen van de derde-beslagene zonder enige beperking van onbeslagbaarheid of onoverdraagbaarheid voor zover deze sommen voortkomen uit een loon, een vervangingsinkomen of bepaalde vergoedingen (art. 1412 Ger.W.).

Het betreft dus een uitzondering op het beschermingsprincipe vermeld in punt 1/, B.

De bevoorrechte situatie verleend aan de schuldeiser van onderhoudsvorderingen speelt slechts in deze omstandigheden, voor het overige ondergaat hij de wet van de samenloop zoals iedere concurrerende schuldeiser naast al de anderen.

Derdenbeslag op waardepapieren

Waardepapieren (aandelen, obligaties, deelbewijzen ...) kunnen, in principe, door de beslagleggende schuldeiser gevat worden middels een derdenbeslag in handen van de vennootschap.

De uitvoering ervan verloopt zoals een uitvoerend beslag op roerend goed, dit wil zeggen met toepassing van de artikelen 1516 tot 1528 van het Gerechtelijk Wetboek.

Bij gebrek aan een coherente regeling, moet hier onderscheid gemaakt worden naargelang de soort vennootschap ten overstaan van dewelke het derdenbeslag wordt gelegd.

Bij wijze van voorbeeld, wordt hieronder in detail de situatie geschetst bij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Artikel 232 van het Wetboek van vennootschappen bepaalt: "In een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid kunnen er zowel aandelen als obligaties bestaan. Deze effecten zijn op naam. Zij zijn voorzien van een volgnummer."

Artikel 233 van het Wetboek van vennootschappen voegt hieraan toe dat in de zetel van de vennootschap een register van aandelen en een register van obligaties wordt gehouden en dat elke belanghebbende derde er inzage van kan nemen.

Deze effecten op naam kunnen zonder enig probleem gevat worden door een derdenbeslag dat ofwel bewarend ofwel uitvoerend kan zijn en dat moet worden gelegd in handen van de vennootschap.

De problemen treden op wanneer de beslagleggende schuldeiser wil overgaan tot de gedwongen verkoop van de aandelen ingevolge een uitvoerend derdenbeslag. Immers, gelden er voor deze aandelen beperkingen (wettelijke of statutaire) op de verhandelbaarheid.

Door deze beperkingen bestaat het risico geen koper te vinden; Ze vormen een werkelijk struikelblok voor de schuldeiser die wil overgaan tot een beslag.

Toch wordt aangenomen dat statutaire bepalingen in overeenstemming met het Wetboek van vennootschappen in principe geëerbiedigd moeten worden, voor zover de conventioneel bepaalde onoverdraagbaarheid het aandeel op naam niet onbeslagbaar maakt. Het gebrek aan verhandelbaarheid zou immers de ontbinding van de vennootschap met zich mee kunnen brengen op vraag van de vervolger teneinde het hem verschuldigde te verkrijgen.

Op dezelfde manier zijn gedematerialiseerde effecten eveneens vatbaar voor derdenbeslag.

Volgens de bepalingen van artikel 468 van het Wetboek van vennootschappen, wordt het gedematerialiseerde effect vertegenwoordigd door een boeking op rekening, op naam van de eigenaar of de houder, bij een door de Koning erkende rekeninghouder.

Het betreft een onlichamelijk recht van mede-eigendom dat wordt uitgeoefend "naar evenredigheid van de effecten die de titularis van de rekening heeft in de onverdeeldheid of de algemeenheid die bestaat uit alle inschrijvingen op naam van hun rekeninghouders bij de centraliserende instelling of andere rekeninghouders en de eraan verbonden rechten"

Het tweede lid van artikel 472 bepaalt: "Onverminderd de toepassing van artikel 471 mogen de schuldeisers van de eigenaar van de effecten, in geval van faillissement van de eigenaar of in alle andere gevallen van samenloop, hun rechten laten gelden op het beschikbaar saldo van de effecten dat op naam en voor rekening van hun schuldenaar is ingeschreven, na aftrek of optelling van de effecten die, ingevolge voorwaardelijke verbintenissen, verbintenissen waarvan het bedrag onzeker is of verbintenissen op termijn, in voorkomend geval, op de dag van het faillissement of het ontstaan van de samenloop, geboekt waren op een afzonderlijk deel van de effectenrekening, en waarvan de samenvoeging met het beschikbaar saldo uitgesteld is tot aan de vervulling van de voorwaarde, de vaststelling van het bedrag of het vervallen van de termijn."

De derdenbeslagen gelegd in handen van erkende rekeninghouders door de schuldeisers van de houders van de gedematerialiseerde effecten, zijn aldus perfect overweegbaar.

Beslag onder derden op een bankrekening

Derdenbeslag op een bankrekening wordt regelmatig toegepast.

Dit beslag wordt gelegd op alle tegoeden die de bank verschuldigd is aan de schuldenaar en betreft alle bankrekeningen geopend op zijn naam.

Dit is het geval voor een depositorekening of een rekening-courant. Het feit dat de betrokken rekening toebehoort aan meerdere titularissen vormt geen beletsel voor het beslag. Iedere schuldeiser van iedere titularis kan er beslag op leggen. Het geheel van de rekening wordt alsdan geblokkeerd zolang de derde-beslagene het aandeel van elk der titularissen niet kent.

Zulks is evenwel niet het geval voor een kredietopening of een spaarrekening.

1. Draagwijdte van de bescherming

Artikel 1411ter, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat in geval van beslag arbeidsinkomsten of inkomsten uit andere activiteiten evenals vervangingsinkomsten gestort op de in beslag genomen bankrekening, genieten van de beperkingen en uitsluitingen waarin de artikelen 1409, 1409bis en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek voorzien gedurende een periode van dertig dagen vanaf de inschrijving van deze bedragen op de creditzijde van de zichtrekening.

Teneinde de beschermde inkomsten te identificeren, is een systeem van traceerbaarheid opgericht waardoor een verslag van onbeslagbaarheid en onoverdraagbaarheid wordt opgesteld in geval van beslag op een beschermd inkomen gecrediteerd op een zichtrekening geopend bij een (financiële) bankinstelling.

De verschillende soorten inkomsten moeten daartoe een bepaalde code dragen wanneer ze gestort worden op de bankrekening (loon, vergoedingen, ...) zodat ze kunnen worden afgezonderd van de andere bedragen gestort op de creditzijde van de zichtrekening. Andere gestorte bedragen, zijn, wat hen betreft, volledig vatbaar voor beslag.

De te gebruiken codes zijn de volgende:

  • /A/ arbeidsinkomsten en inkomsten van andere aard (vb. huurgelden)
  • /B/ inkomsten uit andere activiteiten en vervangingsinkomsten gedeeltelijk vatbaar voor beslag (onderhoudsgelden, pensioen, werkloosheidsuitkeringen, vergoedingen FBZ, invaliditeitsuitkeringen, ziekte-uitkeringen, uitkeringen voor arbeidsongevallen en beroepsziekten ...)
  • /C/ onbeslagbare en onoverdraagbare vervangingsinkomsten (kinderbijslag, weesgeld, uitkeringen aan gehandicapte personen, sociale steun ...)

Het betreft dus een verplichting voor diegene die de betaling doet, bij de bedragen die hij stort, een bijzondere code te vermelden, op straffe van strafrechtelijke sancties (boetes) in geval van vergetelheid of fraude.

De beslagrechter kan uit dien hoofde eveneens gevat worden teneinde de betrokkene schuldenaar te horen verklaren, van het geheel of een deel van de oorzaken van het beslag of de overdracht, en de kosten ervan, onverminderd een eventuele schadevergoeding voor de partij.

2. Principes

De bescherming van gedeeltelijke onbeslagbaarheid of onoverdraagbaarheid geldt voor een periode van dertig dagen te rekenen vanaf de inschrijving van de sommen op de creditzijde van de rekening.

Echter, het saldo van het onbeslagbaar gedeelte neemt af met dertigsten volgens het aantal dagen verlopen tussen de dag van de inschrijving van de sommen op de rekening en deze van het beslag of de overdracht. Anders gezegd, de berekening van het beslagbaar saldo gebeurt evenredig met het aantal resterende dagen van de beschermingsperiode ten opzichte van de dag van het beslag of de overdracht.

De verleende bescherming is dus afnemend. Noteer dat er een bijzondere regeling bestaat wanneer de beschermde bedragen het voorwerp uitmaken van een globale storting hoewel ze een periode langer dan een maand betreffen (vb. een opzegvergoeding gelijk aan drie maanden loon).

Het spreekt voor zich dat ook hier de schuldeiser van onderhoudsvorderingen (zie punt 5) een bevoorrechte positie heeft die hem toelaat af te wijken van het toepasselijk beschermingsregime en aldus het geheel van het creditsaldo op de zichtrekening in beslag te nemen, met uitzondering van enkele specifieke bedragen.

De wetgever heeft een bijzonder bewijssysteem opgericht. Zo:

  • Worden bedragen gestort door de werkgever van de schuldenaar bij overschrijving of manuele storting op de zichtrekening van de schuldenaar, tot bewijs van het tegendeel, geacht gedeeltelijk onbeslagbaar te zijn in overeenstemming met het Belgisch Gerechtelijk Wetboek (artikel 1409 § 1).
  • Kan de schuldenaar met alle middelen bewijzen dat onbeslagbare en onoverdraagbare bedragen overeenkomstig de artikelen 1409, 1409bis en 1410 werden gestort op een zichtrekening die voorwerp uitmaakt van een beslag of een overdracht.

Uiteraard heeft een dergelijk beslag slechts nuttig gevolg indien de in beslag genomen bankrekening een creditsaldo vertoont; Zonder hetwelk het beslag zonder voorwerp is.

3. Procedure

In geval van beslag op een zichtrekening, moet de kredietinstelling in haar verklaring van derde-beslagene, een lijst meedelen van de bedragen voorzien van een code gestort op de rekening gedurende de periode van dertig dagen voorafgaand aan het beslag.

Artikel 1452 vermeldt deze verplichting trouwens uitdrukkelijk: "De verklaring moet nauwkeurig alle dienstige gegevens voor de vaststelling van de rechten van partijen vermelden en, naar gelang van de gevallen, inzonderheid: (...) 4° In voorkomend geval, de bedragen voorzien van een code die op de creditzijde van een zichtrekening ingeschreven werden en de datum van de inschrijving ervan indien deze gebeurde tijdens de dertig dagen die de datum van het beslag voorafgaan.?

Artikel 1411quater, § 2 maakt een onderscheid naargelang er al dan niet een gerechtsdeurwaarder betrokken is bij het beslag of de overdracht.

Indien dit het geval is, is het de deurwaarder die de afrekening opstelt en die, op straffe van nietigheid van het beslag of van de overdracht, deze afrekening verstuurt aan de schuldenaar bij een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst, binnen acht dagen na de kennisgeving van de verklaring van derde-beslagene of, in voorkomend geval de verklaring van de derde wiens schuld werd overgedragen.

Op straffe van dezelfde nietigheden, wordt bij de ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de schuldenaar een antwoordformulier gevoegd waarvan de Koning het model bepaalt. Dit formulier moet de taak van de schuldenaar vereenvoudigen indien hij de hem toegezonden afrekening wenst te betwisten.

De deurwaarder verstuurt eveneens een kopie van de afrekening aan de derde-beslagene/ derde wiens schuld werd overgedragen (kredietinstelling) bij een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst, binnen dezelfde termijn van acht dagen. Deze verplichting is eveneens voorgeschreven op straffe van nietigheid van het beslag of van de overdracht.

Na ontvangst van de kopie door de kredietinstelling kan de schuldenaar vrij beschikken over de in de afrekening vermelde bedragen die niet vatbaar zijn voor beslag of overdracht.

Indien, daarentegen, het beslag of de overdracht niet werd betekend door een deurwaarder, is het de schuldeiser zelf (in geval van fiscaal beslag in vereenvoudigde vorm of wanneer de overdracht wordt uitgevoerd door de schuldeiser zelf) die de afrekening moet opstellen. Hij gaat op dezelfde wijze tewerk wat betreft de verzending aan de schuldenaar en aan de kredietinstelling. De termijnen en sancties van deze formaliteiten zijn dezelfde.

Het is eveneens voorzien dat na ontvangst van de kopie door de kredietinstelling, de schuldenaar vrij kan beschikken over de in de afrekening vermelde bedragen die niet vatbaar zijn voor beslag of overdracht.

4. Betwisting

Indien de schuldenaar de afrekening die hem werd overgemaakt wenst te betwisten, moet hij zijn opmerkingen, op straffe van verval, meedelen via het antwoordformulier aan de verzender van de afrekening (deurwaarder of schuldeiser). Hij moet dit doen bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding binnen de acht dagen te rekenen vanaf de aanbieding aan zijn woonplaats van de aangetekende brief (ter post met ontvangstmelding) die de betwiste afrekening bevatte.

Indien er betwisting is binnen de gestelde termijn, is de deurwaarder of de schuldeiser gehouden een kopie van de afrekening en het antwoordformulier met de opmerkingen van de schuldenaar neer te leggen ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg (griffie van de beslagrechter).

Op straffe van verval, moet deze neerlegging gedaan worden "binnen vijf dagen vanaf de aanbieding aan het op het antwoordformulier vermelde adres van de ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst die de opmerkingen van de schuldenaar bevat." (artikel 1411quater, § 5).

De beschikking van de beslagrechter is niet vatbaar voor verzet of beroep.

5. De verplichting tot afgifte van de derde-beslagene of de derde wiens schuld werd overgedragen

In geval van uitvoerend derdenbeslag, moet de derde-beslagene de termijn voorzien in artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek eerbiedigen en dus, behoudens verzet door de beslagen schuldenaar, afgifte doen in handen van de instrumenterende deurwaarder bij het verstrijken van een termijn van 17 dagen, te rekenen vanaf de aanzegging van het beslag aan de schuldenaar voor zover hij voorafgaandelijk kopie gekregen heeft zowel van het exploot van aanzegging als van de afrekening bedoeld in artikel 1411quater, § 2.

Territoriale bevoegdheid

Op grond van artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek, worden vorderingen inzake bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging uitsluitend gebracht voor de rechter van de plaats van het beslag, tenzij de wet anders bepaalt.

Voor beslag onder derden is de rechter van de woonplaats van de beslagen schuldenaar bevoegd.